CannabisKenners Podcast: Steven Debbaut over drugdiscoursen en de noodzaak van een ander drugsbeleid
In een recente aflevering van de Cannabiskenners podcast sprak criminoloog Steven Debbaut, tevens woordvoerder van de burgerbeweging Smart on Drugs, openhartig over de verschillende kanten van de cannabisplant en het bredere drugsbeleid. Debbaut, die momenteel als doctoraatsonderzoeker aan de Universiteit van Gent onderzoek doet naar drugsterugbeleid, filosofische afwegingen rondom drugdiscoursen, en het politieel drugsbeleid op straatniveau, deelde zijn inzichten over de geschiedenis, de huidige situatie en de mogelijke toekomstige ontwikkelingen van het drugsbeleid. Dit artikel is gebaseerd op dat interview.
Drie verschillende drugdiscoursen
Debbaut onderscheidt drie dominante drugdiscoursen die, hoewel arbitrair en soms overlappend, een kader bieden om de verschillende benaderingen van drugsgebruik te begrijpen:
- Het prohibitionistische discours, dat drugs verbiedt vanuit de overtuiging dat het gevaarlijke middelen zijn die uitgeroeid of verminderd moeten worden. Dit leidt tot criminalisering van gebruik en aanbod, in de hoop het gebruik te ontmoedigen.
- Het sanitaire discours, dat de nadruk legt op gezondheid en hygiëne, met een focus op hulpverlening en preventie. Dit discours ziet gebruikers als mensen die hulp nodig hebben en zet in op educatie en waarschuwingen om de vraag naar drugs te verminderen.
- Het marginale discours, dat uitgaat van een zelfbeschikkingsrecht over het eigen lichaam en geest. Dit discours bekritiseert de andere twee omdat ze drugs primair als een probleem zien, terwijl het ook kijkt naar de positieve aspecten en de verrijkende invloed die drugs op mensen kunnen hebben.
Debbaut benadrukt dat de eerste twee discoursen, het prohibitionistische en het sanitaire, momenteel het meest dominant zijn in de samenleving, wat te zien is aan de strafwetten en de focus op hulpverlening en preventie. Hij stelt echter dat het prohibitionistische discours vaak overbelicht wordt in de pers, terwijl uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de gebruikers recreatief zijn en geen problematisch gebruik ontwikkelen.
De oorsprong van het prohibitionistische discours
De oorsprong van het prohibitionistische discours ligt in de 19e eeuw, met de opiumhandel en de daarmee samenhangende geopolitieke en economische belangen. Debbaut legt uit dat de verboden vaak niet zozeer gebaseerd waren op gezondheidsoverwegingen, maar eerder op economische belangen, angst voor bepaalde groepen en discriminatie. Hij noemt als voorbeeld de zware sancties op cocaïne en crack in de Verenigde Staten, die vooral de zwarte gemeenschap troffen.
“Als je ziet in de geschiedenis, dan merk je dat er heel veel andere factoren spelen dan een soort objectief gegeven van dat is nu wel een gevaarlijk product en daar moeten we een bepaald gezondheidsbeleid rond ontwikkelen,” aldus Debbaut.
In die tijd werd gezondheid vaak gebruikt als een drogreden om andere motieven te versterken. Ook het concept van verslaving werd verder gepusht door de medische wereld, omdat dit hen macht gaf als experts die bepaalde producten mochten voorschrijven.
De rol van alcohol
Een interessante vraag is waarom alcohol, ondanks de schadelijkheid, nooit verboden is geweest, behalve tijdens de drooglegging in Amerika. Debbaut legt uit dat dit komt doordat alcohol al langer een wijdverspreid middel was in het Westen, en dat er pragmatische redenen waren om het niet terug te draaien. Daarnaast spelen economische belangen een grote rol; de alcoholindustrie heeft een sterke lobby die politieke beïnvloeding uitoefent.
Debbaut is voorstander van een verbod op reclame voor alle roesmiddelen, inclusief alcohol en gokken, maar erkent dat dit politiek moeilijk te realiseren is vanwege de sterke lobby.
Drugsbeleid en sociaal beleid
Een belangrijk punt dat Debbaut maakt, is dat drugsbeleid altijd gekoppeld moet worden aan sociaal beleid. Hij stelt dat mensen in een sociaal-economisch achtergestelde positie een grotere kans hebben op problematisch drugsgebruik. Factoren zoals kansarmoede, verontrustende opvoedingssituaties en ervaringen met geweld spelen een grote rol. Daarom is het belangrijk om te kijken naar hoe gezond de samenleving is en hoeveel mensen op een fijne manier meedraaien.
“Hoe gezond is uw samenleving en hoeveel mensen eh draaien op een fijne manier mee in de samenleving en voelen zich hier goed? En wat is er aan de hand rond sociale economische gelijkheid zijn veel belangrijker factoren om te vermijden dat mensen problematisch gebruik ontwikkelen dan dat is nu een gevaarlijk product en we zullen het dan verbieden en dat zal helpen,” aldus Debbaut.
Debbaut vindt dat er in de politiek te weinig naar deze link gekeken wordt en dat er te veel op productniveau wordt nagedacht. Hij benadrukt dat het product slechts één factor is in de ontwikkeling van problematisch gebruik; de interactie tussen de mens, het middel en het milieu is veel belangrijker. Vooral de positie van de persoon in de samenleving en de kansen die hij of zij heeft, worden onderbelicht.
De realiteit van de prohibitie op straat
Debbaut heeft in het kader van zijn onderzoek meegelopen met de politie op straat, waar de prohibitie zich dagelijks uit in identiteitscontroles, fouilleringen en acties in bepaalde buurten. Hij legt uit dat de politie op straat vooral kleine hoeveelheden cannabis vindt bij gebruikers. Op lokaal niveau wordt er gezocht naar dealers, terwijl de federale politie zich richt op de grote vissen en de trafiek in de havens.
De effecten van de prohibitie zijn volgens Debbaut dat er een illegaal circuit ontstaat zonder zicht op de verkoop, de kwaliteit van de producten en de bescherming van minderjarigen. Daarnaast creëert het een massa zwart geld die gebruikt kan worden voor andere criminele activiteiten.
Een veelgehoord argument is dat eindgebruikers mede verantwoordelijk zijn voor de negatieve gevolgen van de drugshandel, zoals uitbuiting en geweld. Debbaut vindt dit echter een vreemde redenering, omdat de overheid door de illegalisering juist een systeem onder de radar creëert waarin deze praktijken kunnen plaatsvinden. Hij stelt dat mensen geen andere optie hebben dan bijdragen aan een systeem waar ze niet achter staan.
“Je zou natuurlijk ook kunnen zeggen: ‘Ja, iemand die cocaïne gebruikt, die heeft nu gewoon geen andere optie dan eh bijdragen aan een aan een systeem waar dat die persoon waarschijnlijk ook niet achter staat, hè. Dus als je fair trade cocaïne zou hebben, denk ik dat er heel wat mensen daar graag eh zou voor willen betalen’,” aldus Debbaut.
Wat mag een overheid verbieden?
Debbaut stelt de fundamentele vraag wat een overheid mag verbieden. Hij vindt dat het strafrecht het laatste redmiddel moet zijn en dat het vooral ingezet moet worden bij schade aan anderen. Bij “vice crimes” zoals prostitutie en drugsgebruik kan de overheid het gedrag afraden, maar er zijn veel manieren om dat te doen zonder het strafrecht in te zetten.
“Je kan alcohol eh gebruik ontraden door dat duurder te maken. Je kan dat de verkoopplekken te maken door de verkoop wat te bemoeilijken hè. In sommige Scandinavische landen om 6 uur gaan de rekken toe van de supermarkt. Moet je naar speciale winkels. Dus je kan drempels verhogen. Je kan eh in het onderwijs en rond educatie een hele dingen doen om mensen op een eh fatsoenlijke manier in te lichten over de risico’s die verbonden zijn met bepaalde producten,” aldus Debbaut.
Bovendien werkt het verbod gewoon niet; het heeft niet geleid tot minder gebruik van bepaalde producten.
Etnisch profileren
Een ander belangrijk thema is etnisch profileren bij de politie. Hoewel dit niet het onderwerp van zijn onderzoek was, erkent Debbaut dat de manier waarop de opvolging van drugswetten gebeurt, niet distributief rechtvaardig is. Bepaalde groepen lopen meer kans om in contact te komen met de politie, bijvoorbeeld door hun sociale klasse of woonomgeving.
“Je groeit op eh in een sociale woonblok, je hebt geen tuin. Je zit op een klein appartementje. Daar is dan sociale woonblok of tussen die woonblokken is er een parkje. Ja. Eh als als daar iemand als je dan een joint wil roken, ja, dan ga je dat waarschijnlijk daar doen. De kans dat je dan is in contact komt met politie is weer al iets eenmaal anders,” aldus Debbaut.
Debbaut stelt dat de overcriminalisering van bepaalde groepen onwenselijke gevolgen heeft voor de samenleving, omdat het leidt tot negatieve ervaringen met de politie en een negatiever beeld van de overheid.
Rechtsonzekerheid door gedoogbeleid
Het gedoogbeleid rond cannabis in België leidt tot rechtsonzekerheid, omdat de gevolgen van drugsbezit afhankelijk zijn van de plaats en de beslissing van het parket. Debbaut pleit daarom voor decriminalisering van persoonlijk gebruik van alle drugs, waarbij in de wet wordt vastgelegd welke hoeveelheden legaal zijn.
“Je moet het niet hebben over gedoogbeleid en dingen op parketniveau. Eh haal druggebruik uit het strafrecht,” aldus Debbaut.
Hij noemt het model van Portugal als een goed voorbeeld, waar middelen die vrijkomen bij de politie en justitie, ingezet worden voor hulpverlening en preventie.
De toekomst
Kijkend naar de toekomst ziet Debbaut verschillende mogelijkheden. Hij verwacht dat de legalisering van cannabis in Duitsland een grote invloed zal hebben op België. Hij denkt dat het op termijn niet te vermijden is dat ook in België cannabis gelegaliseerd zal worden. Daarnaast ziet hij een therapeutische toelating van psychedelica aankomen.
Debbaut benadrukt dat het belangrijk is om te streven naar decriminalisering van alle persoonlijk gebruik, omdat dit een fundamenteel idee wegneemt dat een gebruiker een misdadiger is. Hij hoopt dat na de legalisering van cannabis de discussie over andere drugs niet gesloten wordt en dat er ingezet blijft worden op harm reduction initiatieven.
“De eerste stap zou best zijn decriminaliseren van alle persoonlijk gebruik,” aldus Debbaut.
Hij pleit voor een gezondere atmosfeer rond drugs, waarin producten niet heilig verklaard worden, maar ook niet onnodig gedemoniseerd en verboden worden.
Kanttekeningen bij het cannabisdebat
Debbaut uit ook zijn zorgen over een aantal aspecten die spelen in het huidige cannabisdebat. Zo noemt hij de speekseltest, die cannabisgebruik tot vier dagen na consumptie kan aantonen, als een onbetrouwbaar meetinstrument dat oneerlijk is tegenover gebruikers. Daarnaast ziet hij de opkomst van synthetische cannabis als een gevolg van het verbod, omdat mensen op zoek gaan naar alternatieven.
“Ik denk dat je de vraag beantwoord hebt door ze te zeggen. Ehm Ik ken eh weinig van die synthetische cannabis, maar wat dat je krijgt in een verbodsregime ja is natuurlijk dat dat mensen gaan blijven zoeken naar naar alternatieven,” aldus Debbaut.
Hij vraagt zich af of de oorlog tegen drugs niet een motor is geweest voor de ontwikkeling van steeds verslavende producten, zoals fentanil.
Ondanks de vele uitdagingen en vragen is Steven Debbaut hoopvol over de toekomst van het drugsbeleid. Hij gelooft dat een meer humane en realistische benadering mogelijk is, waarin de focus ligt op gezondheid, harm reduction en zelfbeschikking.