Cannabis in Nederland: Een Complex Gedoogbeleid en de Weg naar Legalisatie
In een recente aflevering van de CannabisKenners podcast sprak ik met Derrick Bergman, voorzitter van het Nederlandse Verbond voor Opheffing van het Cannabisverbod (VOC), over de complexe situatie rond cannabis in Nederland. Hoewel Nederland vaak wordt gezien als een walhalla voor cannabis, is de realiteit veel complexer. Bergman schetst een historisch overzicht van het gedoogbeleid en de uitdagingen die nog steeds bestaan.
De Historische Context van het Gedoogbeleid
Derrick Bergman schetst de historische context van het gedoogbeleid in Nederland. “Je moet eigenlijk teruggaan naar de jaren zeventig,” zegt Bergman. “In die tijd gingen steeds meer studenten hasj roken. Niemand rookte toen eigenlijk wiet, of bijna niet. De straffen waren toen nog heel zwaar. Mensen die met één joint werden gepakt, kregen een strafblad en moesten bijvoorbeeld acht weken de gevangenis in, zelfs voor 0,1 gram“. Deze strenge straffen leidden tot een overbelasting van het justitiële systeem en troffen vooral jonge mensen. Om dit probleem aan te pakken, werden twee adviescommissies ingesteld, de commissie Hulsman en een andere commissie. “Deze commissies adviseerden om het persoonlijk gebruik en bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik te decriminaliseren,” aldus Bergman. “Het effect van de straf op de gebruiker was veel groter dan het negatieve effect van het gebruik zelf“. Dit advies leidde tot een fundamenteel onderscheid in de wetgeving tussen cannabis (softdrugs) en andere verboden middelen zoals heroïne en cocaïne (harddrugs). In 1976 werd de Opiumwet gewijzigd, waardoor cannabis anders werd behandeld dan andere drugs.
Het Ontstaan van Coffeeshops en het Gedoogbeleid
Het gedoogbeleid maakte de weg vrij voor het ontstaan van coffeeshops. “Op basis van dat beleid is toen op een gegeven moment de huisdealer als fenomeen opgekomen,” legt Bergman uit. Jongerencentra zoals Paradiso en Melkweg in Amsterdam waren berucht om de openlijke drugshandel. Om de overlast te beperken, besloten de besturen om één betrouwbare dealer aan te stellen, de huisdealer. “Het Openbaar Ministerie keurde dit de facto goed,” zegt Bergman. “Als het bestuur van een jongerencentrum dat deed en het werd netjes genoteerd, dan gingen wij dat niet vervolgen“. Pioniers zoals Wernard Bruining van de Mellow Yellow en Henk de Vries van de Bulldog zagen hierin een mogelijkheid. “Zij zeiden: ‘Als een jongerencentrum de facto hasj mag verkopen zonder dat ze daarvoor door de politie worden opgepakt, waarom mag ik dat dan niet doen in een theehuisje of in een koffieshoppie?’“. De eerste coffeeshop heette dan ook theehuis. Koos Zwart, zoon van de minister van Volksgezondheid, speelde een cruciale rol door de geheime richtlijnen van het Openbaar Ministerie openbaar te maken. “In 1980 of 1981 kon iedereen lezen: ‘Oh, als wij ons aan deze regels houden, dan worden wij niet vervolgd met een coffeeshop’,” aldus Bergman. Dit leidde tot een sterke toename van het aantal coffeeshops. Bergman benadrukt dat de politiek de coffeeshops nooit heeft verzonnen, maar dat het initiatief lag bij mensen die de grenzen opzochten.
De AHOJG Criteria: Regels en Beperkingen
De coffeeshops opereren onder strikte regels, vastgelegd in de AHOJG-criteria. “A staat voor geen affichering,” legt Bergman uit. “Een coffeeshop mag geen reclame maken, zelfs geen klein wietblaadje op het raam hebben“. “H staat voor harddrugs: die mogen absoluut niet aanwezig zijn“. “O staat voor overlast, een vaag begrip dat kan leiden tot sluiting,” aldus Bergman. “J staat voor jeugdigen: geen personen onder de 18 jaar“. “En G staat voor grote hoeveelheden: maximaal vijf gram per klant per dag“. Bergman merkt op dat deze regels absurd zijn en vaak niet consistent worden gehandhaafd. Later kwamen de I (ingezetenencriterium) en B (besloten clubcriterium) erbij, maar de B is weer afgeschaft. Het ingezetenencriterium, ook wel de wietpas genoemd, is bedoeld om te voorkomen dat toeristen cannabis kopen. “Een fysieke wietpas heeft nooit bestaan,” zegt Bergman. “Het gaat erom dat je kunt bewijzen dat je in Nederland woont“. Veel gemeenten passen echter lokaal maatwerk toe en handhaven deze regel niet. Bergman noemt de website kinwietpas.de, die actuele informatie biedt over welke gemeenten de regel nog handhaven.
De Achterdeur Problematiek
Een van de grootste problemen van het gedoogbeleid is de zogenaamde achterdeur: de inkoop van cannabis door coffeeshops is illegaal. “Alles wat die coffeeshop doet, ieder zakje wat ze verkopen, zeker de inkoop aan de achterdeur, is illegaal,” benadrukt Bergman. Dit leidt tot een paradoxale situatie waarin de verkoop wordt gedoogd, maar de aanvoer crimineel is. “In 1991 of 1992 waarschuwde het college van procureurs-generaal al dat criminele organisaties in dat gat zouden kunnen springen als de achterdeur niet wordt gereguleerd,” zegt Bergman. Ondanks deze waarschuwing is er weinig veranderd. De overheid heeft vooral jacht gemaakt op goedwillende kwekers en growshops. “Wat er netto is overgebleven, zijn mensen die professioneel genoeg zijn om grote risico’s te nemen,” aldus Bergman. Hierdoor is de aanvoer van cannabis onbetrouwbaar en soms van slechte kwaliteit. “Niet de plant is het probleem, maar het verbod,” concludeert Bergman.
Het Ingezetenencriterium en de Wietpas
Het ingezetenencriterium en de wietpas zijn controversiële maatregelen die bedoeld zijn om drugstoerisme tegen te gaan. Bergman is kritisch over deze maatregelen. “Toen het ingezetenencriterium werd ingevoerd, zaten er helemaal geen mensen meer in de coffeeshop, ook ik niet,” zegt hij. Hij hekelt het discriminerende karakter van de maatregel, waarbij mensen hun naam en adres moeten achterlaten. Bergman noemt het voorbeeld van Amsterdam, waar burgemeester Femke Halsema het ingezetenencriterium opnieuw wil invoeren. “Dat is absurd,” zegt Bergman. “De dealers blijven, en toeristen die wiet willen kopen, kunnen daar makkelijk geld aan verdienen“. Hij waarschuwt voor de negatieve gevolgen, zoals meer straathandel. Bergman benadrukt dat het ingezetenencriterium in steden als Maastricht en Eindhoven heeft geleid tot meer straathandel en overlast.
De Rol van Politiek en Criminaliteit
De politiek speelt een belangrijke rol in het cannabisbeleid, maar vaak op een negatieve manier. “Het is al twintig jaar aan de gang dat er vanuit de landelijke overheid en de meeste politieke partijen alleen maar negativiteit komt,” zegt Bergman. Hij hekelt het feit dat Nederland niet leert van landen zoals Uruguay, Canada en de Amerikaanse staten die cannabis hebben gelegaliseerd. Bergman wijst op de invloed van lobbyisten van de alcohol- en farmaceutische industrie. Hij noemt de steppingstone-theorie, het idee dat cannabisgebruik leidt tot het gebruik van harddrugs, als een hardnekkig vooroordeel. Bergman benadrukt dat het verbod op cannabis de criminaliteit in de hand werkt. Hij verwijst naar de IRT-affaire in de jaren negentig, waarbij de politie samenwerkte met criminelen en zo de drugshandel faciliteerde. “Onder regie en onder de ogen van de politie zijn honderdduizenden kilo’s wiet ingevoerd,” aldus Bergman. Hij is kritisch over het gebruik van kroongetuigen, omdat dit leidt tot corruptie en geweld. Bergman benadrukt dat het cannabisverbod vooral minderheden treft.
De Toekomst van Cannabis in Nederland
Ondanks de huidige problemen is Bergman optimistisch over de toekomst van cannabis in Nederland. Hij ziet dat er een groeiende beweging is voor legalisering en regulering. Bergman noemt de voorbeelden van Canada en de Verenigde Staten, waar steeds meer staten cannabis legaliseren. Hij benadrukt het belang van een rechtvaardige regulering, waarbij ook kleine ondernemers en zogenaamde legacy producers een kans krijgen. Bergman is kritisch over de huidige situatie, waarin alles contant moet worden betaald. Hij pleit voor een banking act, waardoor cannabisbedrijven toegang krijgen tot normale bankdiensten. Bergman ziet Duitsland en Luxemburg als belangrijke kandidaten voor legalisering in Europa. “Als Duitsland het legaliseert, wat zouden wij nog gek doen?” vraagt hij zich af. Hij hoopt dat ook Frankrijk snel volgt. Bergman benadrukt dat cannabis al 12.000 jaar wordt gebruikt en dat het verbod meer problemen veroorzaakt dan het oplost. Hij sluit af met de vraag: “Waarom willen ze niet dat we wiet roken? Waarom maakt het ze niet uit als we ons helemaal doodzuipen of van de berg af flikkeren, maar wel als we die plant roken waaraan we niet dood kunnen gaan?“.