Cannabiswetgeving in België: Een interview met advocaat Tom Goossens
In een recente aflevering van de Cannabiskenners-podcast sprak Tom Goossens, advocaat gespecialiseerd in cannabiswetgeving, over de complexe en soms tegenstrijdige aspecten van het Belgische cannabisbeleid. Goossens deelt zijn inzichten over de geschiedenis van de drugswetgeving, de huidige stand van zaken en de mogelijke toekomstige ontwikkelingen.
De oorsprong van de Belgische drugswetgeving
De eerste Belgische wetgeving inzake drugs dateert van 24 februari 1921. Deze wet was een gevolg van het Opiumverdrag van Den Haag uit 1914, dat België had ondertekend. “Alle ondertekenende landen van dat verdrag hebben toen gezegd: ‘Oké, wij zullen in onze nationale wetgeving bepalingen opnemen ter bestrijding van voornamelijk de productie, de handel van verdovende middelen’,” aldus Tom Goossens. Dit markeerde het begin van de strafrechtelijke vervolging van verdovende middelen, die tot dan toe vrij verkrijgbaar waren. De wetgeving kwam mede tot stand onder druk van de Verenigde Staten. Goossens merkt op: “Je kunt daar een hele boom over opzetten van ja, was dat verstandig om dat te doen? En waarom heeft men gekozen voor die criminalisering van iets wat ervoor gewoon niet strafbaar en dus legaal was?“. Hij vergelijkt het met de drooglegging in Amerika, waarbij ideologische motieven leidden tot een verbod dat uiteindelijk niet standhield.
De wet van 2003: Een scharniermoment
De wet van 2003 was een cruciaal moment in de Belgische cannabiswetgeving. Deze wetgeving kwam voort uit een parlementaire werkgroep drugs die in 1996 werd opgericht. “Als je kijkt naar de Belgische cannabiswetgeving is dat inderdaad een scharnier moment geweest,” zegt Goossens. De werkgroep bestond uit parlementariërs en experts op het gebied van drughulpverlening, toxicologie, criminologie, politie en justitie. De conclusie van de werkgroep was dat cannabis een aparte positie inneemt binnen de illegale drugs. “Men heeft tot die conclusie gekomen, zeggen kijk ja ten eerste de aanwezigheid van cannabis op de Belgische markt is blijkbaar een onoplosbaar probleem,” aldus Goossens. Daarnaast werd vastgesteld dat de schadelijke gevolgen van cannabisgebruik geringer zijn dan die van andere (zelfs legale) stoffen zoals alcohol en tabak. Dit leidde tot de laagste vervolgingsprioriteit voor niet-problematisch bezit voor persoonlijk gebruik. Goossens legt uit: “De bedoeling van de strafwet mag niet zijn dat we mensen die in het bezit zijn van een kleine hoeveelheid cannabis voor persoonlijk gebruik of die een plant telen voor persoonlijk gebruik gaan strafrechtelijk vervolgen“. Er werd expliciet gesteld dat er geen “war on drugs” gevoerd zou worden.
Rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid
De vage terminologie in de wetgeving, zoals “niet-problematisch bezit” en “persoonlijk gebruik,” heeft geleid tot interpretatieverschillen en rechtsonzekerheid. Goossens stelt: “Het zijn wel vage termen, die natuurlijk voor een hoop interpretatie verschillen en moeilijkheden hebben geleid tot op vandaag“. Een arrest van het arbitragehof (nu Grondwettelijk Hof) vernietigde de bepaling rond “overlast” als verzwarende omstandigheid, wat de onduidelijkheid vergrootte. Een ministeriële richtlijn probeerde dit te remediëren door te spreken over “verstoring van de openbare orde” en objectieve criteria vast te leggen (maximaal 3 gram bezit, één plant), maar deze richtlijn heeft geen wettelijke basis. Dit alles resulteert in rechtsongelijkheid, waarbij de toepassing van de wet verschilt per arrondissement. “We zien dat vandaag dat in Antwerpen er op eenmaal andere manier met bezet van cannabis persoonlijk gebruik wordt omgegaan dan bijvoorbeeld in eh in Limburg of in Brussel of in West-Vlaanderen,” aldus Goossens. Politieke invloed op de uitvoerende macht speelt hierbij ook een rol.
De onmiddellijke minnelijke schikking (OMS)
De onmiddellijke minnelijke schikking (OMS) is een mogelijkheid waarbij de politie een geldboete aanbiedt bij het vaststellen van een overtreding. “Ofwel betaalt je nu onmiddellijk een geldboete, de OMS, de onmiddellijke middelijke schikking. Ofwel eh betaalt je die niet en dan moeten wij een proces verbaal op maken,” legt Goossens uit. Hoewel dit een snelle afhandeling lijkt, kan de manier waarop de politie dit aanbiedt intimiderend zijn. Goossens merkt op dat de politie soms “durven gebruik te maken van hun macht, hun autoritaire positie om in dit geval vaak jongeren hè, jongere overtreders van een eventueel cannabisch verbod eh om die op die manier toch tot betaling te bewegen“. Het betalen van de OMS voorkomt een proces, maar het is niet altijd zeker of een zaak voor de rechtbank tot een veroordeling zou leiden. Bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik wordt in België als een overtreding beschouwd die na zes maanden verjaart.
Cannabis in het verkeer
Een veelvoorkomende overtreding is het rijden onder invloed van cannabis, vastgesteld via speekseltesten. België hanteert een nultolerantie, wat betekent dat elke detecteerbare hoeveelheid cannabis in het bloed strafbaar is. Dit is problematisch omdat cannabis lang detecteerbaar blijft, ook na de effecten. “Dat betekent dat mensen die op dagelijkse basis eh cannabis gebruiken en die twee dagen na hun laatste gebruik bijvoorbeeld worden tegengehouden en bij een standaard controle een speekseltest moeten afleiden dat die riskeren om positief te testen op cannabis,” aldus Goossens. De straffen zijn vaak streng, met rijverboden en het opnieuw moeten afleggen van examens. Goossens vindt deze situatie onrechtvaardig en pleit voor een aanpassing van de wetgeving.
De teelt van cannabis
De teelt van cannabis wordt onderverdeeld in teelt voor persoonlijk gebruik en grootschalige teelt voor de illegale markt. Goossens legt uit dat de teelt voor persoonlijk gebruik ook weer uiteenvalt in mensen die één plant telen en mensen die een paar planten telen. De richtlijn van één plant per persoon is arbitrair, omdat de opbrengst per plant sterk kan verschillen. Alles wat wordt uitgedeeld aan vrienden wordt beschouwd als handel. Er is echter een evolutie te zien in de rechtspraak, waarbij rechters soms soepeler oordelen over teelt voor medicinaal gebruik, zelfs als het meer dan één plant betreft. Goossens vertelt over een zaak waarin hij een vrijspraak bekwam voor iemand met twaalf planten voor medicinaal gebruik, wat in eerste aanleg nog tot een gevangenisstraf had geleid.
De toekomst van de cannabiswetgeving
Goossens pleit voor het uit het strafrecht halen van bezit en teelt voor persoonlijk gebruik. Als tussenoplossing ziet hij een gedoogbeleid, zoals in Nederland, waarbij de laagste vervolgingsprioriteit wordt gehanteerd. Hij merkt op dat de huidige wetgeving al ruimte biedt voor een dergelijk beleid, maar dat dit niet wordt toegepast. “Met de huidige wetgeving zou men perfect op het terrein een de facto gedoogbeleid kunnen installeren gebaseerd op de wetgeving. Dus men moet daar zelfs de wet niet voor veranderen,” aldus Goossens. De reden dat dit niet gebeurt, is volgens hem vooral politiek en ideologisch. Een gedoogbeleid is echter geen ideale oplossing, omdat de productie en verkoop illegaal blijven en aantrekkelijk voor criminelen. Goossens benadrukt dat repressie geen oplossing is en dat preventie alleen mogelijk is als cannabis geen illegale status meer heeft. Hij wijst op voorbeelden van landen als Portugal en Canada, die ondanks internationale verdragen toch tot decriminalisering zijn overgegaan.
De VZW “Trekt uw Plant”
De VZW “Trekt uw Plant” is opgericht om individuele cannabisgebruikers te helpen bij de teelt van één plant per persoon. Het initiatief ontstond naar aanleiding van de wetswijziging van 2003 en de richtlijn die één plant per persoon toestond. Goossens werd gecontacteerd door de initiatiefnemers, die wilden weten of het mogelijk was om gezamenlijk één plant per persoon te telen. Juridisch gezien was dit niet duidelijk, maar het zou wel onder de regel van een overtreding vallen. De VZW werd al snel na de oprichting vervolgd, maar in hoger beroep volgde een vrijspraak. Latere acties van de VZW leidden tot nieuwe vervolgingen en veroordelingen, maar ook tot vrijspraken in hoger beroep. Uiteindelijk besloot het parket van Antwerpen om de VZW gerust te laten. In 2016 kwam er echter een nieuw onderzoek, wat leidde tot zware veroordelingen in eerste aanleg. In hoger beroep werden deze veroordelingen gelukkig hervormd en kregen alle betrokkenen opschorting van straf. Goossens concludeert dat de vervolging van de VZW een onverantwoorde inzet van middelen is geweest. De VZW ligt momenteel stil vanwege de risico’s. Goossens ziet politieke en ideologische motieven achter de harde aanpak van de VZW. Hij merkt op dat persoonlijke ervaringen van magistraten ook een rol kunnen spelen bij de toepassing van de wetgeving.